Het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog is niet altijd zinvol. Sabotage, liquidaties en stakingen hebben volgens het Historisch Nieuwsblad zelden het gewenste effect. Bovendien lokken ze represailles uit, die onschuldige burgers het leven kosten. Verzetsgroepen krijgen tijdens de bezetting kritiek van de bevolking, maar die wordt na de bevrijding onder het tapijt geveegd.
‘Het verzet tegen de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog imponeert en inspireert velen. Vaak wordt gewezen op de morele betekenis van verzet. Opstaan tegen onderdrukking en vervolging zou een heilige plicht zijn voor ieder mens. Wie daaraan met gevaar voor eigen leven gehoor gaf, stelde een daad van universele betekenis. In dat licht leek het praktische resultaat van ondergeschikt belang.’
De geschiedschrijving van het Nederlandse verzet is gekleurd door romantiek en moralisme. Na de bevrijding ontstaat al snel het beeld dat de Nederlandse bevolking zich in de oorlogsjaren dapper en op grote schaal teweer stelt tegen de bezetters. De mensen die voor het vaderland sneuvelen, worden smetteloze, onaantastbare iconen.
Tegenwoordig wordt het publieke debat bepaald door een ander beeld. Dappere verzetsdaden zijn een uitzondering. De bevolking past zich zo goed mogelijk aan en is de Duitse bezetters daarmee zeer van dienst. Maar toch moet ook op deze website recht worden gedaan aan de mensen die zich op alle mogelijke manieren, en met gevaar voor eigen leven, tegen de Duitsers hebben verzet.
Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat zo'n 45.000 mensen in het georganiseerde verzet zaten, waarvan aan het eind van de oorlog nog zo'n 35.000 in leven zijn. Zij worden door honderdduizenden anderen gesteund en geholpen. Zo'n 20.000 mensen worden tijdens de oorlogsjaren wegens verzetsdaden door de Duitsers opgepakt; velen daarvan overleven dat niet.
Het verzet' bestaat overigens niet. Er zijn verschillende groepen actief met uiteenlopende doelen en motieven. De Hardenbergse dominee Frederik (Frits) Slomp geeft als verzetsstrijder onder de naam Frits de Zwerver de aanzet voor de oprichting van één van de grootste organisaties voor hulp aan onderduikers en vervolgden.
Sommige verzetsdaden zijn nuttig en zinvol, en hebben als positief resultaat dat er mensenlevens mee worden gered. In Drenthe is het voorbeeld daarvan de overval van de knokploeg Noord-Drenthe (met hulp uit Friesland) op het Huis van Bewaring in Assen in 1944. Bij andere acties is de verhouding tussen positieve en negatieve effecten minder duidelijk. En ten slotte zijn er acties van verzetsstrijders die ronduit zinloos of zelfs schadelijk zijn, omdat zij – direct of indirect – onschuldige mensen tot slachtoffer maken.
De organisatie van het Drents verzet
Medio 1944 telt Drenthe vijf knokploegen. Sinds eind 1942/begin 1943 zijn er verzetsgroepen in Hoogeveen en Meppel. Een deel van de groep in Meppel pleegt in november 1943 een overval op een politiebureau in Den Bosch waarbij revolvers worden buitgemaakt. Op 24 december 1944 wordt het bureau in Meppel overvallen waarbij kameraden worden bevrijd, maar Gerrit de Boer overlijdt.
Verder bestaat in het grensgebied van Drenthe en Overijssel ook nog ‘de wilde’ verzetsgroep De Krim, die zich niets aantrekt van overleg met andere groepen, die vinden dat ze veel te veel risico’s nemen. Behalve de school in Fort, steekt de groep ook de blikfabriek te Hoogeveen in brand. Het meest geruchtmakend is wel hun overval van 29 juli 1943 op het gemeentehuis en distributiecentrum van Schoonebeek. Die dag eindigt rampzalig. De overvallers schieten de burgemeester en twee ambtenaren dood. Ook verzetsman De Boer overlijdt. Op 13 en 26 juli gaan ook nog eens boerderijen in vlammen op van NSB'ers in Drogteropslagen en Pesse. De reactie van de bezetters is hard.
Er worden als represaille mensen doodgeschoten in Hoogeveen, want het dialect van de overvallers zou die afkomst hebben verraden. Op 1 augustus worden op voordracht van een NSB-koopman notaris Johannes Mulder, onderwijzer Adriaan Baas en jonkheer Marinus Willem Cornelis de Jonge in het Spaarbankbos doodgeschoten. Op 3 augustus worden ook de Joods broers Van der Wijk daar gefusilleerd. Na ook nog een mislukte bomaanslag op het arbeidsbureau in Emmen valt de groep uiteen.
In het voorjaar van 1944 ontstaan knokploegen in Noord-Drenthe, Smilde en Alteveer-Kerkenveld. Die van Smilde fuseert met die van Noord-Drenthe. De mannen van Kees Veldman overvallen in mei, juni en juli distributiekantoren in Assen, Coevorden en Grootegast.
In Coevorden wordt op 21 juni 1944 het distributiekantoor in de Wilheminaschool overvallen. De kassier Frowijn zit in het complot en wordt bedwelmd achtergelaten. Toch wordt hij gearresteerd en komt niet meer uit een kamp in Duitsland terug. Bij de overval wordt verder nog een dienstdoende politieman, die zich verzet, in de buik geschoten. Na de overval worden twee KP'ers bij Nieuwlande ingehaald door een auto met vier achtervolgers, die hen sommeren af te stappen. Een KP'er weet dwars door het veld te ontvluchten, de andere verschanst zich achter een boom en spaart zijn munitie tijdens het vuurgevecht dat volgt. Daardoor weet hij de belagers even later te verjagen en onder gejuich van het toestromende publiek vertrekt hij.
Een poging om de oliewinning in Schoonebeek te saboteren mislukt, want ruwe olie blijkt niet echt te willen branden. In de zomer en herfst van 1944 vinden er twaalf wapendroppings plaats, waarvan zes tussen Veenhuizen en Fochteloo. Verder zijn er droppings in Ellertshaar (4), Mantinge, Aalden (4) en Kralo.
Drenthe is voor Noord-Nederland dé regio voor droppings. In Groningen is dat veel te onveilig. In Friesland vinden elf droppings plaats. Maar veel wapens van het Friese verzet komen toch uit Drenthe. Zo gaan 2000 kilo aan wapens van droppingen bij Aalden en Mantinge per schip via Beilen naar Sneek. De wapens van een dropping bij Veenhuizen worden gebruikt voor de overval op het Huis van Bewaring in Assen.
Kritiek op rol verzet bij bevrijding
Volgens de Friese oud-verzetsman Hemke van der Zwaag uit Nieuwlande, lid van de befaamde knokpoeg van Johannes Post, heeft de Drentse KP in de dagen rond de bevrijding veel te weinig heeft gedaan. De kritiek is opmerkelijk, omdat prins Bernhard hem op voorspraak van Johannes Post in de slotfase van de oorlog benoemde tot commandant van Drenthe.
De latere burgemeester van Oosterhesselen wees in een gesprek met het Nieuwsblad van het Noorden beschuldigend naar de Ordedienst-de organisatie die, zo was de afspraak, pas in actie zou komen na de bevrijding. Aanvankelijk is het doel van de om de de openbare orde te bewaren na het spoedig verwachte vertrek van de Duitsers. Als dit niet reëel blijkt, gaan de leden steeds meer actief verzet plegen, onder andere door middel van sabotage van Duitse netwerken (bijvoorbeeld treinverbindingen en telefoonkabels). De belangrijkste taak wordt echter het verzamelen van inlichtingen over de vijand. Volgens Van der Zwaag krijgt de Ordedienst te veel te zeggen in het verzetswerk, waar ze eerst weigeren samen te werken met de knokploegen. 'Later kwam die samenwerking er toch, omdat wij wapens hadden en zij niet', aldus Van der Zwaag. Zeer verbaasd was hij over een brief die hem onthief van het bevel over de Drentse knokploegen. 'Vanaf dat moment zou de chef van de Ordedienst het commando voeren. Na de oorlog bleek mij, dat deze man de brief zelf geschreven had. Een en ander betekende wél, dat er hier in Drenthe werk is blijven liggen. Zo konden de Duitsers bijvoorbeeld ongestoord objecten van strategisch belang opblazen.'