Verzet en verraad

Duits pleegkind Hans Paul Küter wordt oorlogsmisdadiger


Direct na de eerste wereldoorlog wordt in 1918 een vierjarig weeskind uit Hamburg, zoon van een gesneuvelde Duitse officier, liefdevol opgenomen in het kinderloze Friese gezin Geerlings in Hindeloopen, dat in 1926 verhuist naar Ter Idzard. De pleegvader wordt brugwachter in Oudeschoot, terwijl pleegzoon Hans Paul Küter op de ambachtsschool in Heerenveen leert schilderen. Ze gaan naar de kerk in Oldeholtpade. Hans Paul Küter wordt in 1937 als Duitser opgeroepen voor de dienstplicht in Duitsland. Zijn pleegvader wordt brug- en sluiswachter in Appelscha en is dat daar ook tijdens de oorlog.

Gewond in Rusland

Obergefreiter Küter maakt diverse veldtochten mee, zo is hij bij de intocht in Parijs, en wordt in 1943 naar het oostfront gestuurd. Bij Charkov verliest hij een onderbeen, waardoor hij verder moet met een prothese en ongeschikt is voor het frontwerk. Hij wordt commandant van de luchtafweer in Leeuwarden, maar dat levert voor hem te weinig actie op.

Küter belandt als ‘opperschaarleider’ bij de SS/SD in Leeuwarden. Hij schept tijdens een bezoek aan een café in Ter Idzard op over zijn daden in Rusland. Hij maakt daarna deel uit van het beruchte commando Feldemeijer. Hij betaalt zijn ‘dankbaarheid’ jegens zijn opvoeders terug door in Noord-Nederland een reeks van misdrijven te plegen. Küter verklaart: ‘Gedurende mijn jeugdjaren ben ik steeds blijken voelen dat ik Duitser ben.’ Hij maakt dan ook onder de bijnaam ‘Hans Duutser’ naam als een razende gek, die steeds brutaal met een pistool staat te zwaaien. In juli 1944 vermoordt hij in Grootegast in het kader van de Slbertanne-moorden - in burger - een man (Top) op zijn slaapkamer.

Moord op boswachter Marinus van Emst

Op 12 augustus wordt hij tijdens verlof bij zijn pleegouders in Appelscha door Duitsers van bed gehaald, om samen met 500 tot 800 Duitsers te helpen bij een enorme razzia rond dat dorp. Het hele bosgebied wordt ’s nachts omsingeld. Daar wordt ook boswachter Marinus van Emst opgepakt. Die weet tal van schuilplaatsen, maar zegt niks.

Küter krijgt van plaatsvervangend leider van de SD in Groningen Friedrich Bellmer opdracht de man mee te nemen het bos in om schuilplaatsen aan te wijzen. Ook daar blijft Van Emst zwijgen, waarna Küter hem op zo’n 200 meter vanaf de weg Smilde-Appelscha met diverse schoten in het voorhoofd doodschiet. Tot boosheid van Bellmer, die een voorkeur had voor schoten in de rug, omdat hij dan kon zeggen dat iemand op de vlucht was neergeschoten. De razzia wordt een mislukking.

Al voordat de landelijke hulp aan onderduikers tot stand komt, helpt boswachter Van Emst Joden en andere onderduikers. Hij maakt schuilplaatsen en regelt bonkaarten en kleding. Als landwachter Kornelis Hartenhof op 12 mei 1944 bij een gevecht met een Knokploeg uit Diever bij Appelscha wordt doodgeschoten, is Van Emst vanwege een verwonding ten onrechte verdachte. Hij duikt onder, maar is tragisch genoeg op 12 augustus vanwege de verjaardag van zijn vrouw toch thuis. Op initiatief van Plaatselijk Belang is op 12 augustus 2004 op de plaats waar Van Emst is gedood een gedenkplaat onthuld door dochter Marianne van Emst. In Appelscha zijn de Van Emstweg en het Van Emstplein naar hem vernoemd.

In Appelscha pakt Küter dhr. Veenstra op, die een Joods gezin onderdak verleent. In 1944 valt hij een boerderij in Fochteloo binnen, omdat hij vermoedt dat een daar aanwezige Amsterdamse student Joods is. Dat is hij niet, en ondanks mishandelingen bekent hij dat dus ook niet. In de slotfase van de oorlog voert Küter een groep landwachters aan, die burgers oppakt en veelal met fatale afloop uitlevert aan de SD. Zelfs vlak voor de bevrijding toont Küter op 10 april zijn ware gezicht, als hij in Hilversum een verzetsman mishandeld, die later ook is doodgeschoten.

Doodstraf wordt levenslang

Küter wordt direct na de capitulatie opgepakt. In gevangenschap in Groningen krijgt hij in mei 1947 kinderverlamming en wordt gedetineerd in Kamp Westerbork. De rit naar Westerbork voert door Appelscha, waar de bevolking uitloopt om de moordenaar nog een keer te zien. Begin 1948 weet te ontsnappen, maar wordt vlak bij de Duitse grens gepakt. Hij staat in 1949 terecht en bekent na zeventien getuigenissen diverse arrestaties en moorden.

De rechtbank vindt dat Küter zich jegens de hulp biedende Nederlanders ronduit schofterig heeft gedragen. De aanklager ‘ik kan niet anders’ eist de doodstraf, terwijl de verdediger zijn opvoeders nog een trap nageeft, alsof zij schuldig zijn aan het wangedrag van hun pleegzoon. ‘De opvoeding is te weinig principieel geweest.’ Dat hij in zijn hart altijd een Duitser is gebleven zou ook een verzachtende omstandigheid zijn.


Vrijlating vanuit Breda in 1958

Küter krijgt voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam de doodstraf. De straf wordt in 1950 in cassatie omgezet in levenslang omdat Koningin Juliana weigert haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van alle doodvonnissen. Küter belandt met 38 andere oorlogsmisdadigers in de koepelgevangenis in Breda. Daarvan weten eind 1952 zeven te ontsnappen. De anderen zitten gemiddeld ruim vijftien jaar in de cel. Alleen de laatste ‘twee van Breda’, Ferdinand Aus der Fünten en Franz Fischer, worden pas in 1989 als trieste oude mannen vrijgelaten.

Küter’s levenslange celstraf wordt op 31 juli 1958 omgezet in twintig jaar cel. Daardoor komt hij op 13 december 1958 vrij en wordt het land uitgezet. Hij overlijdt na 22 jaar in vrijheid geleefd te hebben maart 1980 in Gütersloh.