Bezetting

40.000 Kinderen vluchten in Hongerwinter





Door de spoorwegstaking, die op 17 september 1944 begint, verslechtert de voedselsituatie in de steden in het westen van Nederland. In die winter lijdt Nederland, vooral in de steden, zwaar onder de strenge kou en het gebrek aan voedsel. De beschikbare hoeveelheid voedsel daalt tot een kwart van wat een mens nodig heeft. Mensen eten alles om te overleven; bloembollen, suikerbieten en zelfs huisdieren. Ouders sturen hun kinderen naar het platteland in de hoop dat ze daar wel te eten kregen. De catastrofale ramp heeft tot gevolg dat 22.000 mensen sterven door ondervoeding, en nog eens 50.000 door ernstig besmettelijke ziektes die uitbreken door een gebrek aan medicijnen.

Het Interkerkelijk Bureau (IKB), een koepelorganisatie van de kerken in Nederland, maakt vanaf december 1944 plannen om 'Hongerkinderen' onder te brengen bij pleeggezinnen in de noordelijke provincies, waar wel genoeg eten is. Niet alleen het IKB organiseert zulke transporten, ook gaan mensen zelf op zoek naar een adres in het noorden of oosten om hun kinderen te laten aansterken. Een andere partij die kindertransporten organiseert is de Nederlandse Volksdienst. Deze organisatie wil het sociaal-maatschappelijk werk nazificeren, en helpt alleen Arische gezinnen. Ook bedrijven, gemeentes, scholen en het Rode Kruis helpen kinderen aan een tijdelijk onderdak, in het geheim gestimuleerd door de Duitsers, bang als ze waren voor een volksoproer door de honger.

De kinderen worden op allerlei manieren vervoerd: per boot, auto, trein, paardenkar maar ook lopend. In totaal worden naar schatting tussen de 40.000 en 50.000 kinderen van een mogelijke hongerdood gered, doordat ze vaak bij boeren mogen wonen. Die gastvrijheid heeft duizenden kinderlevens gered.



In een donkere vrachtauto naar Ruinen

Het is stikdonker en steenkoud als de kleine Dirk van Reenen – amper 9 jaar oud – moet opstaan. Hij gaat met zijn jongere broertje en ouders naar de Hilversumse Havenstraat. Hun moeder neemt huilend afscheid van haar twee zoons en zoent hen gedag door haar tranen heen. "Zal je goed op je broertje passen? En zorg ervoor dat jullie bij elkaar blijven!" sommeert ze Dirk. Rond half vijf stappen de broertjes in de open laadbak van een vrachtwagen, waarover een huif van bruin canvas is gespannen. Aan weerszijden is een witte cirkel met daarin een rood kruis geschilderd. Samen met een andere vrachtauto komt het transport in beweging.

Tijdens de reis hebben de kinderen geen idee waar ze naartoe worden gebracht. De bestemming is Ruinen, maar waar dat ligt weten ze niet. In de vrachtauto is het verschrikkelijk koud en donker. Onder een dun wollen dekentje zitten de kinderen urenlang opeengepakt op de laadvloer. Vlak voor de brug over de IJssel bij Zwolle worden de twee auto's langdurig staande gehouden door Duitse militairen en bij Staphorst moeten de kinderen in een greppel schuilen voor beschietingen. Wat later staan de vrachtwagens weer stil en worden de katholieke en protestantse kinderen van elkaar gescheiden. Uiteindelijk komen de kinderen stram en verkleumd aan in Ruinen.

Na de bizarre reis worden de kinderen op alfabetische volgorde afgeroepen en verdeeld over boerengezinnen in de omgeving. Dirk en zijn broertje Roelof kunnen niet terecht in hetzelfde gezin, maar worden wel vlak bij elkaar ondergebracht. Achter op de fiets worden Dirk en Roelof naar de twee gezinnen gebracht.



Dirk van Reenen uit Hilversum verblijft vier maanden bij de familie Flinkert in Ruinen. De inmiddels 81-jarige Van Reenen keert in de lente van 2017 terug op de plek waar hij als kind tijdens de Hongerwinter overleefde, om op 22 maart een boom te planten achter de Mariakerk. Een plaquette vertelt waarom de boom daar staat. Van Reenen vindt dat de boeren te weinig eer hebben gekregen en dat het verhaal bekend moet blijven. 'Straks als ik het niet meer kan vertellen, moet de geschiedenis voortleven. Het moet worden bewaard. Een volk dat zijn geschiedenis niet kent, is geen waardig volk.'




'We zijn er bijzonder goed opgevangen. Het was een zeer vermoeiende reis. Wij zijn rond twaalf uur 's middags aangekomen en toen kregen we voor het eerst brood met roomboter, bestrooid met hagelslag en een heerlijke beker warme welk. Dat vergeet ik nooit meer.'

Zijn pleegouders zijn overleden, maar de families hebben nog steeds contact. ‘Ik ben ze heel erg dankbaar. Alle boeren die evacués hebben opgevangen verdienen een lintje, maar hebben die nooit gekregen.’ De herdenkingsboom, een scharlaken eikenboom, is gepland door een hovenier, toevalligerwijs de kleinzoon van zijn pleegouders. ‘Daarmee is de cirkel rond.’

Lopend naar Drenthe

Vanuit Meppel wordt na de bevrijding een groot aantal Rotterdamse kinderen per schip naar huis teruggebracht. Drie kinderen overlijden onderweg, zo vertelt Maarten Overduin, die zes jaar is als de oorlog uitbreekt. In januari 1945 is de situatie in Rotterdam zo nijpend, dat hij naar Drenthe loopt.

'We zijn eerst een paar nachten in Stolwijk geweest, op de boerderij waar mijn zusje was geweest. Dat was een doorgangsadres voor veel Rotterdammers, dus we konden er niet blijven. We kregen wel wat eten mee toen we ’s morgens vroeg aan de voettocht naar Utrecht begonnen.Daar zijn we ook een paar nachten geweest en vervolgens liepen we richting Amersfoort. Er stopte een auto en we mochten meerijden. Het leek een auto van de Duitsers, maar het waren mensen uit het verzet. De Duitsers vonden het kennelijk verdacht, dus we werden beschoten. De chauffeur gaf vol gas, reed twee Duitsers ondersteboven en ging in vliegende vaart door de bossen om aan hen te ontkomen. De auto werd niet geraakt. Ik kwam bij de koster van de gereformeerde kerk in Noordscheschut terecht.'

Marten Sissing loop met zijn moeder van Rotterdam naar Emmen. Uit het gezin zijn dan al twee kinderen overleden door slechte voeding en medische verzorging. Het wordt een uitputtende en spannende tocht van negen dagen in de barre kou. Ook in Nieuw-Dordrecht komen kinderen uit Rotterdam aan.

Gedenkplaat onthuld in Westerbork in juli 1946. In Drenthe komt ook een groot aantal kinderen uit Den Haag terecht. Dat leidt na de oorlog in Den Haag tot de oprichting van 'de Vereniging Vrienden van Drenthe', die bijvoorbeeld kinderen op vakantie laat gaan in Drenthe om de contacten in stand te houden.

Honderden kinderen naar Coevorden

In de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog komen alleen al zo'n 600 kinderen vanuit het Westen naar Coevorden. Ze zijn uitgehongerd. Veelal komen ze per schip of zelfs lopend naar Drenthe. Sommige kinderen worden onderweg beschoten. In september 2007 is er speciaal voor deze groep een bijeenkomst in Coevorden. Een weerzien van de evacuees met de stad Coevorden en de kinderen waarmee ze in de oorlogstijd speelden.





Evacuees 2007 Coevorden

Ook per schip naar het noorden

Een manier om veel kinderen tegelijk te transporten is per schip. Dat is niet makkelijk. Alleen schippers met schepen die een rol spelen in de voedselvoorziening hebbenn een ontheffing voor de Arbeitseinzats en voeren nog. Door het dichtvriezen van de binnenwateren is het vervoer over water van 23 december 1944 tot half februari 1945 (bijna) niet mogelijk. Bovendien is het meereizen met een schip tot eind februari verre van ideaal. De temperaturen zijn laag en er ligt ijs op het water. In maart verbeteren de omstandigheden; het reizen wordt prettiger, op veel dagen is er zelfs een aangenaam zonnetje. Wel hebben de kinderen in maart een aantal weken langer met weinig voedsel moeten doen waardoor ze verder verzwakt zijn dan de kinderen die eerder vertrokken.

De kinderen verblijven in het ruim van het schip waar stro ligt, zodat ze het warm hebben en daar makkelijk kunnen zitten en slapen. Er is een schot neergezet, met een emmer erachter; dat is het toilet. De schepen vervoeren vijftig tot honderdvijftig kinderen en voeren naar het noorden. Ze steken het IJsselmeer over en brengen hun kinderen in Friesland, of soms verder weg in Groningen en Drenthe onder. De reis duurde lang, van een paar dagen tot ruim een week. Dit komt door de ijsvorming in de waterwegen maar ook doordat het verkrijgen van de benodigde vergunningen om bijvoorbeeld het IJsselmeer over te steken tijd kost.Tilly vertrekt op 14 maart vanuit Amsterdam per boot richting Zwartsluis. Ze komt na een lange reis in Hengelo terecht, bij de familie Esmeijer. Ook voor Aad is het contrast met thuis groot: in Delft slaapt hij met zijn 5 broertjes op een kale zolder. Nu krijgt hij in het Friese Bergum een eigen slaapkamer met lampetstel in het vrijstaande huis van veldwachter Wedzinga. De 12-jarige Bob Couzy komt vanuit Amsterdam via Drachten en Fochteloo in Haule terecht.

Het transport van predikant Pieter Warmenhoven

Jessica Verhagen schrijft een boek over het kindertransport van Reeuwijk naar pleeggezinnen in Hoogeveen en Meppel. Centraal daarin staat haar opa, predikant Pieter Warmenhoven, die de tocht van 45 ondervoede kinderen in twee boten organiseert. Op 4 mei 2017 wordt het boek 'Vergeten kinderen' gepresenteerd.

Begin 2015 vindt kleindochter Verhagen zijn reisdagboek, dat leest als een eerbetoon aan Drenthe, zo vertelt ze in het Dagblad van het Noorden. 'Ik heb de gehele reis kunnen reconstrueren. Van alle begeleiders, onder wie de NSB'er, heb ik familie gevonden en gesproken. Van de 45 kinderen heb ik nu 37 namen, ik heb 16 van hen gesproken. Ook heb ik nu vijf pleegfamilies gesproken en beschik over circa 20 namen van gastgezinnen. Het is een succes geworden!’ Hoogeveen wordt toevallig de bestemming van de 45 kinderen uit Zuid-Holland. Daar weten ze ook helemaal niet de kinderen komen.

'De kindertransporten worden normaal gesproken vanuit de grote steden georganiseerd. En daar konden bijvoorbeeld schippers zich voor aanmelden. Vaak was van tevoren bekend of ze naar bijvoorbeeld Stadskanaal of Nieuweschans gingen. In dit geval is de tocht spontaan opgekomen, omdat het een dorpje was. Een van die begeleiders kende een aantal schippers uit Gouderak. En die voeren toevallig op Hoogeveen.Mijn opa is met een andere begeleider op de fiets gestapt. Hij is onderweg gewoon langs alle dominees en pastoors gegaan, rondom Meppel en Hoogeveen. Hij heeft overal gevraagd of ze nog kinderen konden onderbrengen. Niemand kende elkaar, maar dominees en pastoors hebben toch iets gemeenschappelijks en die wilden elkaar wel helpen. In de gemeentes bij de diensten werd dan gevraagd om kinderen op te vangen.'

Geen keuze

De ouders hadden vaak geen andere keuze meer, omdat kinderen letterlijk op sterven lagen. 'Ze hadden geen idee hoelang de kinderen weg zouden gaan. Veel kinderen waren ondervoed, ouders wilden het leven van hun kinderen redden. Dus dan kies je eieren voor je geld. Ze wisten pas toen mijn opa terugkwam, waar de kinderen waren ondergebracht. Dat moet heel bitter zijn geweest. Ruim na de oorlog zijn de kinderen weer opgehaald.'