Direct na de bevrijding rijden er op het Drents-Friese tramnet locomotieven, die in Engeland tijdens de oorlog zijn gebouwd.De locs worden op 26 juli 1944 met een landingsvaartuig letterlijk op het strand van Normandië bij Caen afgeleverd. De locomotieven worden dan ook niet voor niets ‘invasie-locomotieven’ genoemd. Er zijn in 1941 en 1942 twintig gebouwd door de ondernemingen Barclay en Drewry Car. Deze worden in Engeland gebruikt voor diensten op rangeerterreinen. Ook rijdt er eentje rond in Engelse munitiedepots.
Bij de invasie is de verwachting dat de terugtrekkende Duitsers alles zullen vernielen wat zij achter moeten laten. Bovendien richten de geallieerde enorme verwoestingen aan op spoorlijnen. Daarom worden zo’n 1500 simpel gebouwde locomotieven samen met 20.000 goederenwagens na de invasie op het Europese vasteland afgeleverd. Achter de linies worden ze ingezet voor het transport van goederen en legeronderdelen.
Bij de bevrijding blijken in Nijmegen vijf locomotieven te zijn achtergebleven. Ze worden na een paar proefritten overgenomen door de Nederlands Tramweg Maatschappij (NTM). Qua kracht en eenvoud winnen de Engelse machines het van de Amerikaanse locs.
Vanaf 1947 gaat het al materieel van de NTM over naar de NS. Twaalf jaar rijden de invasielocomotieven heen en weer in het grensgebied van Drenthe, Friesland en Overijssel. Iedereen moet langs die route de groen geschilderde machines wel gezien hebben (op foto trekken de NS 162 en NS 164 samen wagons voort bij Frederiksoord).
De NS 162 'dendert' in 1951 langs Noordwolde op de lijn Steenwijk-Frederiksoord-Noordwolde-Oosterwolde.
Het is even flink schrikken in maart 1955 voor machinist Evert Luiting. Onder ijzige omstandigheden vliegt zijn invasie-locomotief NS 165 bij Makkinga op een overweg uit de rails. Onder het gewicht van de elf wagons wordt de locomotief een sloot ingeduwd, maar blijft gelukkig wel rechtop staan. ‘Hâld my goed fêst, hij is der ût’, roept hij naar conducteur Kuiper, die naast hem op het bestuursplatform staat (conducteurs moeten ook rangeren en helpen bij laden en lossen). Beide mannen komen met de schrik vrij.
De NS 162 in Hijkersmilde.
De drie nog rijdende locomotieven 162, 164 en 165 worden in 1957 vervangen door krachtiger types. De 165 gaat naar een bedrijf in Pernis bij Rotterdam. De NS 162 en 164 belanden bij de particuliere steenkolenmijn Willem Sophia in Limburg, waar ze blijven totdat de mijn in 1970 sluit. Daarna gaan ze in 1971 naar België. De 162 wordt daar enige tijd gebruikt op een vuilstort en staat daarna twintig jaar te koop, totdat de Stichting tot Behoud van Af te voeren Nederlands Spoorwegmaterieel (Stibans) de defecte NS 162 in 1996 ontdekt.
Een nieuwe ‘Stichting 162’ stort zich vervolgens op een jarenlange restauratie, waarbij onderdelen van de ook in België gevonden ‘tweelingbroer’ NS 164 worden gebruikt. In 2012 krijgt de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik de locomotief in bruikleen onder het oude NTM-nummer 70033.
In 2013 staat de locomotief op de tentoonstelling ‘Sporen naar het Front’ in het Spoorwegmuseum. In februari 2014 wordt de loc officieel goedgekeurd voor gebruik op de museumlijn. In september 2014 neemt de loc weer als WD 33 in de originele kleuren van bij de invasie deel aan de herdenking van de Operatie Market Garden (foto). De locomotief is ook te zien op bij het Stoomfestival in Maldegem en op de STAR-lijn bij Stadskanaal. Het is kortom een enorme bezienswaardigheid geworden bij speciale gelegenheden.