Drentse aardappelen bereiken westen niet in de Hongerwinter
Wanneer achter de IJssel-linie met man en macht moet worden gewerkt aan een verdedigingsgordel ter verlenging van de Siegfriedlijn, onttrekt de "Organisation Todt" boeren en landarbeiders met hun paarden aan een voor de voedselvoorziening uiterst belangrijk werk: het rooien van aardappelen in Drenthe (foto Diever).
Aardappelrooien voor de Duitsers in het Steenbergerveld bij Roden.
Aardappelen rotten weg
De Drentse boeren klagen in 1944 dat de aardappelen in den grond beginnen te rotten en in de randstrad dreigt het hongerspook. De oplossing van het probleem dienen de Nederlanders zélf te zoeken, zeggen de Duitsers. Ze geven wel de plechtige verzekering, dat vrijwilligers niet voor weermachtswerk of voor werk in Duitsland zullen worden gevorderd, en dus plaatsen kranten een oproep om in Drenthe aardappelen te gaan rooien, die inmiddels op de zwarte markt negen gulden per kilo kosten. (foto: in de rij voor aardappelen in Rotterdam)
Aan de oproep wordt gevolg gegeven. Alleen uit Amsterdam vertrekken 2.170 mannen om in Drenthe piepers te krabben. Met de Lemmerboot trekken zij 's nachts over het IJsselmeer. Zij durven het risico te nemen. Het risico van de reis, het risico van eventuele tewerkstelling.
De in het vooruitzicht gestelde premies (extra aardappelen en een mud cokes) legt daarbij stellig gewicht in de schaal. Bovendien hopen zij in Drenthe relaties aan te knopen, die voor eigen voedselvoorziening belangrijk kunnen zijn. Medio December komen de laatste vrijwilligers terug uit Drenthe. Zij hebben 2000 hectare aardappels gerooid en zij zijn uit handen gebleven van de "O.T.".
Leden van de Nederlandse Arbeids Dienst aan de lunch tussen het aardappelrooien in Drenthe door, september 1943.
Geen transport beschikbaar
Vrijwilligers uit het met hongersnood bedreigd westen zorgen er dus voor 700.000 ton aardappelen klaar liggen voor verzending naar het westen. Maar dat is het volgende probleem dat opgelost moet worden. Na het uitbreken van de spoorwegstaking zijn de spoorwegen geheel van de bezetter. In de binnenvaart heeft de "Kriegsmarine" het voor het zeggen en wegvervoer is onmogelijk omdat er geen auto's zijn en omdat er geen benzine is. En dus plaats De Telegraaf een oproep dat mensen de aardappelen maar zelf moeten gaan halen in Drenthe, want langer wachten is volgens de krant ‘zelfmoord’.‘Er móet gevaren worden.’
'Door de Duitsche autoriteiten zijn wij gemachtigd tot de verklaring, dat er 100.000 tot 200.000 ton scheepsruimte van de Nederlandsche binnenvaart beschikbaar is voor den vervoer van levensmiddelen naar de groote steden in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Zij willen daaraan alle noodzakelijke faciliteiten verbinden en houden slechts vast aan de voorwaarde, dat dit alles door Nederlanders zelf zal moeten worden uit gevoerd.'
Op de dag dat dit artikel in de krant verschijnt komen er twee schepen met aardappelen door de Oranjesluizen in het Amsterdamse IJ. De lading wordt door de weermacht in beslag genomen en de Kriegsmarine neemt de schepen in beslag. De schippers worden met hun hebben en houden aan wal gezet. Kortom: schippers die meewerken aan de aardappelen-operatie vrezen dat de Duitsers niet alleen de lading inpikken, maar ook het schip.
Op 8 januari 1945 vind 's nachts op het IJsselmeer een aanvaring plaats tussen de zusterschepen 'Jan Nieveen' en 'SS Groningen IV'. Ze varen volgens de voorschriften van de Duitsers volledig verduisterd wat uiteindelijk de oorzaak is van de aanvaring. De 'SS Groningen IV' zinkt. Bij de ramp komen dertien mensen in het ijskoude water om het leven. Ze zitten in de kajuit in het voorschip. De toegangsdeur is door de aanvaring geblokkeerd. De 'Jan Nieveen' wordt in de oorlog ook gebruikt om Joodse onderduikers naar Friesland te brengen. Ze komen verder ook per trein aan op de stations van Wolvega en Heerenveen.
Aardappelen bereiken westen niet
En dus gebeurt met de enorme partij Drentse aardappelen in 1944 helemaal niets meer. Er zijn wel plannen, zelfs om ze met handwagens te halen, maar dat wordt door de bezetter verboden. Half januari 1945, midden in de Hongerwinter, valt de vorst in. De Oranjesluizen blijven gesloten, op het IJsselmeer is een aardappelkonvooi in het drijfijs bekneld geraakt. De stilstand in het scheepvaartverkeer zal worden benut om in de noordelijke provincies zoveel mogelijk schepen te laden. Er wordt 12.000 ton beladen.
De 'hongerwinter'
Langs de winterse wegen trekken de noodlijdenden uit het Westen in lange dagmarsen (hongertochten) naar de boeren in Noord-Nederland om voor de hongerige gezinsleden wat eten op te scharrelen. In het door de Centrale Keukens toebereide eten worden thans suikerbieten verwerkt. Door gebrek aan kolen kunnen de grote suikerraffinaderijen in het westen niet werken. En dus komen de bieten komen ter beschikking van de voedselvoorziening. Behalve suikerbieten worden er nu ook zeer voedzame bloembollen gegeten, want die kunnen toch niet geëxporteerd worden. Bloembollenmeel werd trouwens al eerder in het brood verwerkt. Er wordt gewaarschuwd tegen het gebruik van spinaziezaad, dat ook al tot meel wordt vermalen.
Het ANP publiceert op 23 februari 1945 een groot verhaal over de hulp van Drenthe aan een ieder die naar de provincie komt.
Het Zweedse Rode Kruis stuurt per schip hulpgoederen. De Duitsers zorgen er voor dat het schip niet naar het westen vaart, maar naar Delfzijl. In Friesland en in Twenthe worden hulpacties georganiseerd. Zij gaan gepaard met een aanzienlijke verscherping van de controle op de wegen, zowel te land als te water.
Voedseltransporten zonder behoorlijk papieren worden onherroepelijk in beslag genomen. Met personenauto's, per rijwiel of te voet mogen alleen voor eigen gebruik levensmiddelen worden meegenomen. Granen en peulvruchten tot ten hoogste één kilo, boter en vlees tot ten hoogste half kilo per persoon. En dus komt er van het halen van de aardappelen in de maanden waarin de geallieerden Noord-Nederland bevrijden niets meer terecht. Met voedseldroppings (Operatie Manna) proberen de geallieerden de ergste hongersnood te verzachten. Pas na de bevrijding vertrekken de Drentse aardappelen per schip de randstad. Ruim 20.000 Nederlanders sterven als gevolg van de schaarste.
Bron: P.A. Donker, 1945, 'Winter '44-'45'
Het voedselgebrek is niet het enige schaarste-probleem. De levering van kolen, gas en elektriciteit aan de burgers wordt stopgezet. Steenkolen worden alleen nog mondjesmaat uit Duitsland aangevoerd. De Limburgse kolenmijnen zijn onbereikbaar, die liggen in het bevrijde Zuiden.
Steenkolen dienen als brandstof voor de kachels, voor de productie van gas, voor het gaande houden van elektriciteitscentrales en poldergemalen; als de poldergemalen stilstaan loopt een groot deel van Nederland onder water. Maar binnenschippers proberen aan het vervoer van kolen te ontkomen, omdat de schepen vanuit de lucht beschoten worden. Zo verstopt iemand zijn schip in de rietlanden van Noord-Overijssel.
40.000 kinderen naar Noord-Nederland
Ongeveer 40.000 ondervoede stadskinderen in de leeftijd van 6 tot 15 jaar worden in de eerste maanden van 1945 vooral naar Overijssel, Friesland, Groningen en Drenthe geëvacueerd. Daar is nog wel genoeg te eten. Daarmee worden misschien wel tienduizenden levens gespaard.
Met vooral vrachtschepen (foto Friesland), maar ook autobussen, vrachtwagens, treinen en soms zelfs lopend of fietsend vertrekken de kinderen ‘naar de boeren’. Er is ook een verhaal bekend van een vuilniswagen waarin kinderen werden gedumpt, om ze zo naar het noorden te brengen. De transporten zijn niet zonder gevaar, vanwege beschietingen van transporten uit de lucht. Minstens zeven kinderen worden onderweg gedood.De kinderen moeten vaak erg wennen aan de vreemde gewoontes, het onverstaanbare dialect en soms een ander geloof. De meesten passen zich vliegensvlug aan.