Het kamp ligt op een kale heidevlakte met weinig bomen. Het dichtstbijzijnde dorp is Hooghalen. De vraag is of de Drentse bevolking uit de omgeving veel met het redelijk afgelegen kamp te maken heeft en of men weet wat er gaande is. Ze hebben er in ieder geval geld aan verdiend.
Al die duizenden mensen in het kamp krijgen namelijk dagelijks eten. Zo blijkt dat er in Hooghalen een bakker zit die van 18 oktober 1942 tot 16 oktober 1943 1.172.330 broden bakt voor het kamp, waarvan bijna 60.000 bestemd zijn voor transporten. Dat is ruim 3200 broden per dag, zeven dagen in de week. Het meel wordt door het kamp ter beschikking gesteld.
Ook andere levensmiddelen komen uit de directe omgeving. Boter en melk worden geleverd door de Melkfabriek Halen in Hooghalen, eieren komen uit Hoogeveen en zeep en kolen uit Assen.
Omgeving doet goede zaken met kamp
Aardappelen worden betrokken van boeren uit de omgeving, geoogst met hulp van arbeidskrachten uit het kamp, bewaakt door de Nederlandse marechaussee (foto). De kampbewoners werken bij zo'n 60 boeren in de omgeving, vooral in de oogsttijd. De boeren betalen een gulden dag voor en man en vijftig cent voor een vrouw.
De Joden kunnen met dat geld niet veel doen want de prijzen op de zwarte markt in het kamp zijn hoog. In 1942 wordt voor een pakje sigaretten vijftig gulden betaald en voor een brood twintig. In de kamporganisatie werkt ook een aantal niet-Joodse Nederlanders die er al werken als het kamp nog niet in Duitse handen is en die na die tijd zijn aangebleven.
In totaal gaat het om 28 mensen waarvan er vier in Assen wonen en dagelijks op en neer pendelen. In het kamp is ook een afdeling gevestigd van het centraal distributie-kantoor. Het kantoor heeft onder meer tot taak de inname van distributie-bescheiden van nieuwe gevangenen, de vernietiging van distributie-stamkaarten van mensen die op transport gesteld wworden en de uitreiking van voedselbonnen aan de kampbewoners.
Ontsnappen uit kamp Westerbork
In totaal zijn er 210 Joden ontsnapt uit Westerbork. Op alle Joden die in het kamp gehuisd hebben is dat een klein aantal. Daar zijn verschillende redenen voor te geven. In de eerste plaats de strafmaatregelen van de Duitsers. Voor iedere ontdekte ontsnapping worden 10 of meer mensen uit dezelfde barak of aanwezige familieleden op straftransport gesteld. Ten tweede raakt men bij het binnenkomen van het kamp alle distributiepapieren kwijt. Je moet dus van tevoren over goede contacten en onderduikadressen beschikken voordat je de vlucht kan wagen.
Het Nederlandse verzet en ook dat in Drenthe houdt zich heel weinig met Joden bezig en nauwelijks met Westerbork. En ontsnappingen zonder hulp buiten het kamp zijn bijna onmogelijk. Tenslotte heeft bijna iedereen familie bij zich, vrouw en kinderen, ouders enzovoort. Er is één verzetsgroep die zich wel direct met ontsnapping van Joden bezighoudt: de Westerweel-groep, genoemd naar de leider Joop Westerweel. Die groep smokkelt 300 tot 400 Joden via zelf opgezette routes via Eindhoven, Budel, Hamont (België) en Frankrijk naar Spanje en Zwitserland. Verzetsheld Jo Spier uit Amsterdam weet enkele dagen nadat hij gevangen is gezet in Westerbork met de hulp van de Westerweelgroep te ontsnappen.
Op 11 maart 1944 houden de Duitsers Joop Westerweel aan bij Budel als hij onderweg is met een groepje Joden. Na dagenlang zwaar verhoord te zijn wordt hij samen met enkele leden van zijn groep op 11 augustus 1944 doodgeschoten.
Fragment uit langere reportage van 37 minuten van KRO TV uit 1995. Hoe was het om in de schaduw van dit doorgangskamp te wonen? Hoe reageerden ze daar toen op en hoe kijken ze daar nu op terug? Waarom zijn er maar 210 Joden ontsnapt van de velen die als seizoenarbeiders op de omliggende boerderijen werkten?