107.000 Joden afgevoerd met 93 treinen vanuit kamp Westerbork
In de nacht van 9 op 10 november 1938 worden heel Duitsland Joden aangevallen, er worden 1.000 tot 2.000 synagogen in brand gestoken en ongeveer 7500 winkels en bedrijven van Joden vernield.
Ook Joodse huizen, scholen, begraafplaatsen en ziekenhuizen moeten het ontgelden. De brandweer mag de branden niet blussen. Tijdens deze ‘Kristallnacht’ worden 400 Joden vermoord of tot zelfmoord gedreven. De Kristallnacht wordt gezien als een keerpunt in het beleid van de nazi's tegen de Joden. De naam Kristallnacht verwijst naar het vele glaswerk dat tijdens deze aanvallen werd vernield.
De Nederlandse regering reageert gematigd, minister-president Hendrikus Colijn wil angstvallig de Nederlandse neutraliteit behouden. Omdat de Nederlandse regering op goede voet wil blijven met Duitsland, sluit Nederland op 15 december 1938 de grens voor Joodse vluchtelingen en bestempelt hen tot ongewenste vreemdelingen. Het zou de neutraliteit niet veilig stellen.
Bezetting
In mei 1940 is ook Drenthe bezet en herneemt het leven van alledag al spoedig zijn normale loop. In de eerste weken van de bezetting laten de nazi's de Joden met rust, al gaan fanatieke NSB’ers al snel over tot het lastigvallen van Joden. Langzamerhand worden de Joden in Nederland steeds meer als groep van de overige bevolking gescheiden.
Er wordt een hele reeks voorschriften vastgesteld. Zo moeten Joden uit het culturele leven verwijderd worden, worden Joodse zaken speciaal geregistreerd en wordt nauwkeurig omschreven wie als Jood beschouwd werd. Een razzia, waarbij 400 Joodse mannen worden gearresteerd, doet de vlam pas echt in de pan slaan. Op 25 februari 1941 breekt de Februari-staking uit. Woede over de jacht op Joden, verbittering over de groeiende armoede en onvrede onder de arbeiders vormen de achtergrond. De staking maakt diepe indruk in Drenthe, maar niemand doet er actief aan mee. Vijftien stakers worden terechtgesteld.
Ondanks de protesten rijdt korte tijd later vanuit kamp Schoorl de eerste trein met gearresteerden naar het concentratiekamp Buchenwald. Wie overleeft, wordt later naar Mauthausen gezonden. In het jaar 1941 wordt de scheiding tussen Joden en niet-Joden steeds rigoureuzer doorgevoerd. Bij cafés, zwembaden, sportvelden, musea, dierentuinen, bibliotheken, schouwburgen, markten en tal van andere openbare gelegenheden komt het bord 'Voor Joden verboden' te hangen. De Joden moeten hun geld inleveren en hun bedrijven worden in beslag genomen. Bij verenigingen moeten ze worden geroyeerd. In november mogen zij zelfs niet meer zonder toestemming reizen.
Het dragen van de Jodenster is verplicht vanaf 2 mei 1942. Niet lang daarna wordt begonnen met het deporteren van de Joden in Nederland. Voor dit doel wordt kamp Westerbork op 1 juli 1942 in gebruik genomen als 'Polizeiliches Judendurchgangslager'.
Op 15 en 16 juli 1942 vertrekken vanaf het station in Hooghalen (vanaf begin november vanuit het kamp) de eerste twee deportatietreinen. Het gaat om 2.030 mensen, daaronder 51 weeskinderen. Via Hooghalen, Assen, Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Winschoten en Nieuweschans verlaten beide treinen Nederland. Premier Rutte herdenkt zeventig jaar later het eerste transport.
In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 worden Joodse Drenten door Nederlandse politieagenten uit hun huizen gehaald en naar het Kamp Westerbork getransporteerd. Slechts een enkele agent weigert. Burgemeester Hendrik Jacob Wytema van Beilen weigert om juridische redenen en wordt direct uit zijn ambt wordt gezet (in 1945 wordt hij waarnemend-burgemeester van Westerbork).
Ook de Drentse politie wordt gedwongen tot omscholing op de politieschool in Schalkhaar, waar agenten zich verdiepen in het Duitse ideeëngoed zoals rassenleer en nationaalsocialisme. Daarna worden ze ingezet bij het arresteren en deporteren van Joden. Het merendeel probeert er slechts het beste van te maken. Ze hoorden niets en ze zien niets. Net als de meerderheid van de bevolking en de efficiënt meewerkende ambtenaren.
De NS stelde al even coöperatief de dienstregelingen voor de transporten op en de treinen worden tot de Nederlands-Duitse grens gereden door Nederlandse stokers en machinisten. De kosten voor deze transporten declareert de NS bij de Duitsers.
Treinen
Tot 12 oktober 1942 vertrekken 24 treinen met 23.700 joden. Zij allen verblijven slechts korte tijd in Westerbork, sommigen alleen om geregistreerd te worden. Vanaf begin februari 1943 is er een wekelijks ritme: iedere dinsdag vertrekt een trein met gemiddeld 1.000 personen.
De bestemming is Auschwitz of, gedurende enige maanden in 1943, Sobibor. In enkele gevallen Theresienstadt of Bergen-Belsen. Het is 13 september 1944 als de laatste trein vanuit Westerbork naar Auschwitz vertrekt. Aan boord zijn 1019 mensen, onder wie Anne Frank en haar familie. Het voert ook 77 ontdekte ondergedoken kinderen weg naar Bergen Belsen.
Er worden 107.000 mensen met 93 treinen vanuit kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen ook 245 zigeuners. Daarvan keren zo’n 5000 terug. Als het kamp op 12 april 1945 wordt bevrijd zijn er nog 876 gevangenen. Van de ongeveer 1600 Drentse Joden van 1940 zijn er in 1947 nog 147 overgebleven.
In de loop van 1945 begint het wachten op en ook het zoeken naar overlevenden van de transporten.
Herinneringen aan Joods Nederland
Originele beelden Kamp Westerbork deel 1
Originele beelden kamp Westerbork deel 2
Originele beelden ziekenzorg
Trein vertrekt in 1944 van Westerbork naar Auschwitz